
Leesfragment Voltreffer
Zin om even te ontsnappen aan alles? Lees een thriller! Onlangs verscheen Voltreffer van Lee Child in Rainbow, een nieuw deel in de populaire Jack Reacher serie. Op klaarlichte dag worden in een Amerikaanse stad vijf mensen doodgeschoten. Al enkele uren na de zinloze slachting wordt James Barr gearresteerd. Maar Barr weigert te praten. Voor zijn advocaat en strafpleiter David Chapman heeft hij slechts één boodschap: ‘Ik wil Jack Reacher spreken.’ Ook verfilmd als Jack Reacher met Tom Cruise in de hoofdrol, te zien op Netflix! Om je alvast in de stemming te krijgen hebben we een spannend leesfragment voor je.
Vrijdagmiddag vijf uur, misschien wel de moeilijkste tijd om onopgemerkt te blijven in een stad. Of de makkelijkste. Want op vrijdagmiddag om vijf uur kijken mensen nergens naar. Alleen naar de weg voor zich.
De man met het geweer reed naar het noorden. Niet snel, niet langzaam. Zonder aandacht te trekken. Onopvallend. Hij reed in een lichtgekleurde mpv die zijn beste tijd had gehad. Hij was alleen. Hij droeg een lichte regenjas en een vormeloze pet van het soort dat oudere mannen op de golfbaan dragen als de zon schijnt of als het regent. Rondom de pet liep een band in twee kleuren rood. Hij had hem diep over zijn ogen getrokken. De jas helemaal dichtgeknoopt. De man droeg een zonnebril, al was het bewolkt en had de mpv getint glas. En hij had handschoenen aan, al was het pas over drie maanden winter en was het niet koud.
De stroom auto’s ging langzamer rijden en begon stapvoets aan het stuk waar First Street heuvelop ging. Waar een rijbaan was opgebroken stond alles stil. Overal in de stad werd aan de weg gewerkt. Rijden door de stad was al een jaar lang een nachtmerrie. Gaten in het wegdek, vrachtwagens met steenslag, betonwagens en asfaltmachines. De man met het geweer haalde een hand van het stuur. Schoof zijn mouw terug. Keek op zijn horloge.
Elf minuten.
Geduld.
Hij nam zijn voet van de rem en kroop vooruit. Opnieuw moest hij stoppen, aan het begin van het winkelcentrum waar de weg smaller werd en de trottoirs breder. Links en rechts grote warenhuizen, het volgende steeds iets hoger dan het vorige vanwege de heuvel. Op de brede trottoirs hadden winkelende mensen ruimte om te slenteren. Smeedijzeren vlaggenstokken en smeedijzeren lantaarnpalen stonden als wachtposten tussen de mensen en de auto’s. De mensen kregen meer ruimte dan de auto’s. De auto’s kropen verder. Hij keek opnieuw op zijn horloge.
Acht minuten.
Geduld.
Honderd meter verder werd het wat minder chic. De file loste op. First Street werd breder en zag er weer een beetje sjofel uit. Bars en dollarshops. Dan een parkeergarage aan de linkerkant. Daarnaast een bouwplaats waar de parkeergarage werd uitgebreid. Nog wat verder blokkeerde een lage muur de straat. Erachter was een winderige promenade met een vijver en een fontein. Links van het plein de oude bibliotheek. Rechts een nieuw kantoorgebouw. Erachter een zwart glazen toren. First Street maakte een haakse bocht naar rechts voor de scheidingsmuur van het plein en liep verder weg in westelijke richting langs rommelige achteringangen en laadplatforms en uiteindelijk onder het viaduct van de snelweg door.
Maar de man in de mpv nam gas terug voor de bocht en sloeg linksaf de parkeergarage in. Hij reed zonder aarzelen naar binnen. Er was geen slagboom, want bij elke parkeerplaats stond een meter. Er was dus geen kassa, geen getuige, geen kaartje, geen papieren spoor. De man in de mpv wist dat allemaal. Op de eerste verdieping reed hij naar de achterste hoek van de garage. Hij liet de motor lopen, gleed uit de auto en haalde een oranje verkeerskegel weg van de parkeerplaats waar hij wilde staan. Het was de laatste parkeerplaats in het oude gedeelte van de garage, meteen naast de nieuwbouw.
Hij parkeerde de mpv en zette de motor uit. Zat even roerloos. In de garage was het rustig. De garage stond helemaal vol met stille auto’s. De parkeerplaats die hij had afgezet met de verkeerskegel was de laatste vrije plaats. De garage was altijd vol. Dat wist hij. Daarom maakten ze hem twee keer zo groot. Er stonden auto’s van mensen die gingen winkelen. Daarom was het er zo rustig. Niemand met een beetje verstand zou proberen te vertrekken om vijf uur. Niet tijdens het spitsuur. Niet met al dat oponthoud door wegwerkzaamheden. Ze waren al om vier uur vertrokken of ze zouden tot zes uur wachten.
De man in de mpv keek op zijn horloge.
Vier minuten.
Makkelijk.
Hij opende het portier en stapte uit. Haalde een kwartje uit zijn zak en gooide het in de meter. Draaide de knop resoluut om, hoorde de munt vallen en zag op de meter dat hij er een uur voor terugkreeg. Verder was er geen enkel geluid. Niets in de lucht dan de geur van geparkeerde auto’s. Benzine, rubber, koude uitlaatgassen.
Hij stond stil naast de mpv. Hij droeg een paar oude Clarks. Zandkleurig suède, één paar vetergaten, crêpezolen, gemaakt in Engeland, erg in trek bij soldaten van de Special Forces. Een klassiek ontwerp, onveranderd in misschien wel zestig jaar.
Hij wierp een blik op de parkeermeter. Negenenvijftig minuten. Hij opende de schuifdeur van de mpv, boog naar binnen, vouwde een deken open zodat het geweer tevoorschijn kwam. Het was een Springfield m1a Super Match semiautomaat, walnoten kolf, zware match-loop, 10-schots magazijn, kaliber .308. Het was de commerciële versie van de m14 semiautomaat, het scherpschuttersgeweer dat het Amerikaanse leger lang geleden had gebruikt tijdens zijn diensttijd. Het was een goed wapen. Misschien niet zo nauwkeurig bij het eerste koude schot als een eersteklas grendelgeweer, maar goed genoeg. Beslist goed genoeg. Hij hoefde er niet ver mee te schieten. Het was geladen met Lake City m852-patronen. Zijn favoriete op maat gemaakte patronen. Speciaal Lake City Matchhulzen, Federal-kruit, Sierra Matchking 168-grain hollow point boat tail-kogels. De munitie was waarschijnlijk beter dan het geweer. Een niet helemaal perfecte combinatie.
Hij luisterde naar de stilte en tilde het geweer van de achterbank. Nam het mee naar waar de oude garage ophield en het nieuwe deel begon. Tussen het oude en het nieuwe beton was een sleuf van een
centimeter. Als een grens. Hij nam aan dat het een uitzetvoeg was. Tegen de hitte van de zomer. Hij nam aan dat ze hem zouden vullen met teer. Erboven was geelzwart afzettingstape gespannen tussen twee pilaren, Voorzichtig, niet betreden. Hij liet zich op een knie zakken en gleed eronderdoor. Hij richtte zich weer op en liep de onafgewerkte, nieuwe ruimte in.
Delen van de nieuwe betonnen vloer waren glad afgestreken, andere delen waren nog ruw in afwachting van de afwerklaag. Er waren hier en daar wat steigerplanken om op te lopen. Er waren schots en scheve stapels papieren cementzakken, sommige leeg, andere nog vol. Er waren nog meer open uitzetvoegen. Er waren snoeren met gloeilampen, uitgeschakeld. Lege kruiwagens, vertrapte frisdrankblikjes, kabelhaspels, onverklaarbare stukken hout, hopen kapotgeslagen puin, zwijgende betonmolens. Over alles lag een laag cementstof, fijn als talkpoeder, en het rook naar vochtige kalk.
De man met het geweer liep door de donkere ruimte tot hij dicht bij de nieuw aangebouwde noordoosthoek was. Toen stopte hij, drukte zijn rug tegen het ruwe oppervlak van een betonnen pilaar
en bleef roerloos staan. Bewoog centimeter voor centimeter naar rechts met zijn hoofd gedraaid tot hij kon zien waar hij was. Iets meer dan twee meter van de nieuwe buitenmuur. Zicht op het noorden. De muur kwam ongeveer tot zijn middel. Onafgewerkt. Er waren bouten ingegoten waarop een vangrail zou worden bevestigd om te voorkomen dat auto’s tegen het beton zouden rijden. Er waren putjes in de vloer waarin de nieuwe parkeermeters zouden worden geplaatst.
De man met het geweer schoof nog wat verder en draaide wat tot hij de hoek van de pilaar tussen zijn schouderbladen voelde. Hij draaide zijn hoofd opnieuw. Hij had nu zicht op het noorden en het oosten. Op het hele plein. De vijver was een smalle rechthoek die bij hem vandaan liep. Hij was misschien vijfentwintig bij zes meter. Het was gewoon een grote bak met water. Als een groot, verhoogd zwembad om baantjes te trekken. De randen waren vier gemetselde, tot het middel reikende muurtjes. Het water kabbelde ertegenaan. Zijn zichtlijn liep precies diagonaal van de dichtstbijzijnde hoek naar de hoek ertegenover. Er stond ongeveer een meter water in. De fontein spoot midden in de vijver. Hij kon hem horen en hij hoorde het trage verkeer op straat en het geluid van voetstappen beneden. Tussen de dichtstbijzijnde muur van de vijver en de muur die het plein afsloot van First Street was misschien een meter ruimte. Beide muren liepen meer dan vijf meter parallel, van oost naar west, met een smal voetpad ertussen.
Hij bevond zich op de eerste verdieping van de garage, maar door de manier waarop First Street tegen de heuvel opliep, lag het plein beduidend minder dan één verdieping onder hem. Het hoogteverschil, dat er zeker nog was, was maar gering. Rechts van het plein zag hij de ingang van het nieuwe kantoorgebouw. Het was een sjofele toestand. Na de bouw had het leeggestaan. Dat wist hij. Om de nieuwe binnenstad nog enigszins aanzien te geven had de staat er dus maar overheidskantoren in ondergebracht. Kantoren van de Dienst voor Wegverkeer en een gezamenlijk rekruteringskantoor van de landmacht, marine, luchtmacht en het korps mariniers. Misschien de sociale dienst. Misschien de belastingdienst. De man met het geweer wist het niet precies. En het maakte hem ook niet echt uit.
Hij liet zich op zijn knieën zakken en ging op zijn buik liggen. Een scherpschutter bewoog zich vooral voort in tijgersluipgang. In al zijn jaren in het leger had hij kilometers gekropen in tijgersluipgang. Knieën, ellebogen en buik. De standaardtactiek schreef voor dat de scherpschutter en zijn verkenner op een kilometer afstand van hun eenheid kruipend een positie innamen. Tijdens zijn opleiding had hem dat soms uren gekost, om te voorkomen dat de waarnemer hem in zijn verrekijker zou vangen. Nu hoefde hij slechts tweeënhalve meter. En voorzover hij wist waren er geen verrekijkers op hem gericht.
Hij bereikte de muur en drukte zich stijf tegen het beton. Toen wriemelde hij zich omhoog tot hij zat. Daarna op zijn knieën. Hij vouwde zijn rechterbeen onder zich. Hij zette zijn linkervoet plat neer en zijn linkerscheenbeen recht. Tilde het geweer op. Legde het voorhout op de lage betonnen muur. Maakte een rustige, zagende beweging tot het stevig en stabiel aanvoelde. Gesteund knielen heette dat in het handboek. Het was een goede houding. Alleen liggen met een steun met twee poten was naar zijn idee beter. Hij ademde in en weer uit. Eén schot, één dode. Het credo van de scherpschutter. Succes vereiste beheersing, rust en kalmte. Hij ademde in en weer uit. Voelde dat hij ontspande. Voelde zich thuis.
Klaar.
Infiltratie voltooid.
Nu wachten op het juiste moment.
Hij wachtte ongeveer zeven minuten, hield zich stil, ademde rustig, maakte zijn hoofd leeg. Hij keek naar de bibliotheek links. Erboven en erachter lag de fly-over van de snelweg op zijn stelten, als om het oude kalkstenen gebouw te omhelzen, te wiegen en te beschermen tegen kwaad. Dan ging het meer rechtuit achter de zwart glazen toren langs. De snelweg lag ongeveer even hoog als de vierde verdieping van de garage hier. Voor de toren stond bij de ingang een eenzame steen met het logo van nbc, een pauw, maar de man met het geweer wist dat een kleine lokale vestiging van de omroep niet het hele gebouw zou gebruiken. Waarschijnlijk niet meer dan een enkele verdieping. De rest was vermoedelijk verhuurd aan
zelfstandige advocaten, accountantskantoren, makelaars en verzekeringsagenten. Of het stond leeg.
Er kwamen mensen uit het nieuwe gebouw rechts. Mensen die een nieuw kentekenbewijs hadden opgehaald of oude kentekenplaten hadden ingeleverd of dienst hadden genomen of hadden geruzied met de federale bureaucratie. Veel mensen. De overheidskantoren gingen dicht. Vrijdagmiddag vijf uur. Ze kwamen de deuren uit en liepen van rechts naar links voor hem langs, voegden zich in een enkele rij als ze bij het nauwe gedeelte kwamen en langs de vijver tussen de twee muurtjes door moesten. Als de eendjes die voorbijglijden in een schiettent. De een na de ander. Een en al doelwit. De afstand was een meter of dertig. Ongeveer. Beslist niet meer dan dat. Heel dichtbij.
Hij wachtte.
Sommige mensen lieten hun vingers door het water slepen als ze erlangs liepen. Het stenen muurtje had daar precies de goede hoogte voor. De man met het geweer zag koperen munten op de zwarte tegels onder het water, zweverig en rimpelig waar het water van de fontein het oppervlak van de vijver verstoorde.
Hij keek. Hij wachtte.
De stroom mensen groeide aan. Er waren er nu zo veel dat ze moesten inhouden en schuifelen en wachten tot ze een plaats vonden in de enkele rij die tussen de twee muurtjes door ging. Net als het verkeer bij de wegversmalling beneden in First Street. Een bottleneck. Na u. Nee, na u. Het maakte ze traag. Het waren nu tráge eendjes in een schiettent.
De man met het geweer ademde in en weer uit en wachtte.
Toen wachtte hij niet langer.
Hij haalde de trekker over.
Benieuwd naar meer? Je kunt het boek hier bestellen.