NIEUWS

Leesfragment The hate u give

Iedereen zou The hate u give van Angie Thomas moeten lezen, waarin de wereld van de zestienjarige Starr overhoop wordt gehaald als haar beste vriend Khalil voor haar ogen wordt doodgeschoten door een politieagent, onschuldig. Verslagen door emoties probeert ze zich te herpakken in een samenleving vol ongelijkheid. Als je nog niet nieuwsgierig bent word je dat zeker na het lezen van dit aangrijpende leesfragment.

 

Toen ik twaalf was, wilden mijn ouders twee keer ergens over praten.
Het ene gesprek ging uiteraard over de bloemetjes en de bijtjes. Of een aangepaste versie daarvan. Mijn moeder, Lisa, is gediplomeerd verpleegster en ze vertelde wat waarin moest, en vooral wat
er voorlopig nog níét hierin, daarin, of waar dan ook in moest. Toen dacht ik sowieso niet dat er ooit iets in zou gaan. Terwijl alle andere meiden ergens in de brugklas borsten kregen, bleef ik zo plat als een dubbeltje.
Het andere gesprek ging over wat ik moest doen als ik werd aangehouden door de politie.
Mijn moeder wond zich daarover op en zei tegen mijn vader dat ik daar nog te jong voor was. Hij beweerde dat ik niet te jong was om gearresteerd of neergeschoten te worden.
‘Starr-Starr, altijd doen wat ze zeggen,’ zei hij. ‘Hou je handen zo dat ze ze kunnen zien. Geen onverwachte bewegingen maken. Alleen praten als je iets gevraagd wordt.’
Ik wist dat hij het meende. Mijn vader heeft de grootste bek van iedereen die ik ken, en als hij zegt dat je je mond moet houden, dan hou je je mond.
Ik hoop dat iemand dit gesprek ook met Khalil gevoerd heeft.
Hij vloekt binnensmonds, zet Tupac zachter en manoeuvreert de Impala naar de kant van de weg. We staan op Carnation, waar bijna de helft van de huizen leegstaat en bijna alle straatverlichting kapot is. Behalve wij en de politie is er verder niemand.
Khalil zet de motor uit. ‘Benieuwd wat die gek moet.’

De agent parkeert en zet zijn grote licht aan. Ik moet met mijn ogen knipperen om niet verblind te worden.
Ik herinner me nog iets wat mijn vader zei. Als je niet alleen bent, duim dan maar dat de anderen niets bij zich hebben, anders ben jij ook de klos.
‘Je hebt toch hoop ik niks in de auto liggen, hè?’ vraag ik.
Hij kijkt in de zijspiegel naar de agent. ‘Neuh.’
De agent nadert het portier aan de bestuurderskant en tikt op het raampje. Khalil draait het omlaag. Alsof we nog niet genoeg verblind zijn, schijnt de agent met zijn zaklamp in ons gezicht.
‘Rijbewijs, autopapieren, verzekeringsbewijs.’
Khalil begaat een fout – hij doet niet wat de agent zegt. ‘Waarom houdt u ons aan?’
‘Rijbewijs, autopapieren, verzekeringsbewijs.’
‘Ik vroeg waarom u ons aanhoudt.’
‘Khalil,’ zeg ik smekend. ‘Doe nou maar gewoon wat hij vraagt.’
Khalil kreunt en pakt zijn portefeuille. De agent volgt zijn bewegingen met de zaklamp. Mijn hart gaat tekeer, maar mijn vaders instructies galmen door mijn hoofd: Kijk goed naar de agent. En als je het nummer op zijn penning kunt onthouden: nog beter. 
Doordat de zaklamp Khalils handen volgt, kan ik het nummer op zijn penning lezen – een-vijftien. Hij is blank, eind dertig tot begin veertig, heeft korte bruine stekels en een dun litteken op zijn
bovenlip.
Khalil overhandigt de agent zijn papieren en rijbewijs.
Een-Vijftien bestudeert ze. ‘Waar komen jullie nu vandaan?’
‘Wat maakt dat uit?’ zegt Khalil, en hij zegt daarmee dat het hem niks aangaat. ‘Waarom hield u me aan?’
‘Je hebt een kapot achterlicht.’
‘Krijg ik een bekeuring, ja of nee?’ vraagt Khalil.
‘Weet je wat? Stap maar uit, bijdehandje.’
‘Geef me nou maar gewoon een bekeu…’
‘Uitstappen! Handen omhoog zodat ik ze kan zien.’

Khalil stapt uit met zijn handen omhoog. Een-Vijftien trekt aan zijn arm en drukt Khalil tegen het achterportier.
Ik probeer iets te zeggen. ‘Hij bedoelde het…’
‘Handen op het dashboard!’ blaft de agent tegen me. ‘Stilzitten!’
Ik doe wat hij zegt, maar mijn handen trillen te erg om ze stil te kunnen houden.
Hij fouilleert Khalil. ‘Oké, blaaskaak, eens zien wat we kunnen vinden.’
‘Niks,’ zegt Khalil.
Een-Vijftien fouilleert Khalil nóg twee keer. Zonder resultaat.
‘Blijven staan,’ zegt hij tegen Khalil. ‘En jij,’ roept hij door het raampje, ‘blijf stilzitten.’
Ik knik niet eens.
De agent loopt terug naar de politieauto.
Mijn ouders hebben me geleerd niet bang te zijn voor de politie, maar om niks stoms te doen als ze in de buurt zijn. Ze hebben me geleerd dat het niet slim is om je te verroeren als een agent met zijn rug naar je toe staat.
Khalil doet het wel. Hij loopt naar zijn portier.
Onverwachte bewegingen maken is niet slim.
Khalil doet het wel. Hij maakt het portier open.
‘Gaat-ie, Starr?’
Pang!
Eén. Khalils lijf schokt. Er spat bloed van zijn rug. Hij houdt
zichzelf overeind door het portier vast te pakken.
Pang!
Twee. Khalil snakt naar adem.
Pang!
Drie. Khalil kijkt me aan, verbaasd.
Hij valt neer.
Ik ben weer tien jaar oud en zie Natasha vallen.
Er ontsnapt een ijzingwekkende gil uit mijn binnenste, die ontploft in mijn keel en uit elke porie van mijn lichaam naar buiten komt.

Mijn instinct zegt dat ik me niet moet verroeren, maar de rest schreeuwt dat ik me om Khalil moet bekommeren. Ik spring uit de Impala en haast me naar de andere kant. Khalil staart naar de hemel alsof hij hoopt God te zien. Zijn mond staat open alsof hij wil gillen. Ik gil hard genoeg voor ons beiden.
‘O nee, nee, nee,’ is alles wat ik kan uitbrengen, alsof ik een kind van één ben dat nog geen andere woorden kent. Ik weet niet hoe ik naast hem terecht ben gekomen. Mijn moeder zei ooit dat als iemand neergeschoten is, je het bloeden moet proberen te stoppen, maar het zit overal. Te veel bloed.
‘O nee, nee, nee.’
Khalil beweegt niet meer. Hij zegt geen woord. Hij kijkt me niet eens aan. Zijn lichaam verstijft, en hij is dood. Ik hoop dat hij God ziet.
Er schreeuwt iemand.
Ik kijk door mijn tranen. Agent Een-Vijftien schreeuwt tegen me en richt hetzelfde pistool op me waarmee hij mijn vriend doodschoot.
Ik doe mijn handen omhoog.

 

Meer lezen? Je kunt het boek hier bestellen.