
Leesfragment: Niets is wat het lijkt
In Niets is wat het lijkt doet Tanya Byron verslag van haar vierjarige opleiding tot klinisch psycholoog. De levensverhalen van haar patiënten zijn schrijnend, adembenemend en zitten vol zwarte humor. Psychopaten, mensen met beginnende dementie, kinderen met eetstoornissen en slachtoffers van seksueel misbruik; patiënten met ieder een aangrijpend verhaal. Prachtig geschreven, hartverscheurend en tot op het eind verrassend: een confronterend boek. Benieuwd? Lees nu alvast een voorproefje.
Ray deed zijn jack uit, waardoor zijn gespierde bovenlijf zichtbaar werd, gehuld in niet meer dan een hemdje van Gold’s Gym; beide armen werden gesierd door tatoeages en voor zover ik kon zien ook zijn nek en borst. ‘Hier heb je m’n leven, doc.’
Ik keek naar de inkttekeningen op Rays huid. Op één arm zag ik draken en iets wat leek op een cobra die eromheen geslingerd zat. Op zijn andere onderarm stond een naakte vrouw, met daaronder
een rij namen. ‘Wie zijn Brittany, Bethany en Brandon?’
‘Mijn kinderen.’
Ik forceerde een glimlach en knikte. ‘Vertel me eens over je kinderen, Ray.’
‘Ik ben gek op ze.’
‘Daar twijfel ik niet aan.’
‘Nee, niks “daar twijfel ik niet aan”. Ik zou een moord voor ze plegen.’
Ik geloofde hem en dat maakte me bang. ‘Dat is iets heel natuurlijks, Ray.’
‘Ze zijn het enige wat ik heb.’
Er volgde een lange stilte. Ik voelde grote aandrang iets te zeggen, maar mijn instinct en een recent college over het belang van de ‘therapeutische stilte’ weerhielden me ervan.
‘Brit is zeventien. Ze doet een opleiding voor uiterlijke verzorging – nagels, haar, die dingen. Beth is nogal een wilde. Ze is vijftien en heeft een kind, de volgende is onderweg. Brandon is… Hij is m’n jongen, m’n jochie, m’n maatje.’ Ray stopte en sloeg zijn sterke, getatoeëerde armen om zich heen. Terwijl zijn omhelzing steeds krachtiger werd, boog hij voorover, alsof hij in zichzelf probeerde weg te kruipen.
‘Ray, wat is er aan de hand? Je borst…?’
Van wat er nu kwam, schrok ik.
Het begon met gekreun, alsof Ray pijn had – niet angstige, paniekerige pijn, maar een pijn zo lichamelijk, zo doordringend dat het me grondig door elkaar schudde. De eerste kreun was laag en schraperig, leek uit het diepste van deze grote man te komen en eindeloos te duren. Ray lag voorovergebogen, zijn vuisten gebald langs zijn lichaam. Het kreunen ging zo lang door dat ik onwillekeurig naar lucht hapte; alsof ik voor hem kon inademen.
Toen duwde hij, als een duiker die boven water komt, zijn hoofd naar achteren en hapte naar adem – luide ademteugen die tot gevolg hadden dat er een kleine traan in zijn linkerooghoek verscheen, die langzaam over zijn wang rolde, door de diepe rimpels in zijn gezicht meanderde, tot hij uiteindelijk in zijn open mond drupte.
En toen stompte Ray plotseling op de plek waar hij de traan op zijn bovenlip had gevoeld; de stomp was zo krachtig dat zijn neus begon te bloeden.
Het joeg me angst aan, maar ik was ook onder de indruk van de heftigheid van de emotie van deze man die zo gesloten, zo bikkelhard had geleken. Met een lichte steek van schaamte drong bovendien tot me door hoe opgewonden ik me voelde. Ik had dit gedaan. Ik had deze ongelukkige man – een man die zichzelf, naar ik aannam, normaal gesproken niet toestond om te huilen – zo ver gekregen dat hij bij zijn pijn kon komen. We drongen door tot de wortel en ik voelde dat ik ontspande.
O mijn hemel, je kunt dit echt. Je kunt deze baan werkelijk aan. Het was buitengewoon, het was een voorrecht – het was absoluut kicken.
‘Toen ik hem voor het eerst in mijn handen hield, zei ik tegen hem dat ik hem nooit in de steek zou laten. Dat hij me nooit zou kwijtraken.’ Rays stem was laag en hees, zijn keel rauw van de tranen. ‘Het was zo’n mooi jongetje. Iedereen zei dat hij wel een engel leek. Dat was ook zo. De meisjes waren knap, maar hij behoorde tot een heel andere klasse. Eredivisie.’ Ray ontvouwde zijn lichaam en wreef met een zucht over zijn gezicht, waarbij hij het bloed uit zijn neus tot een rode snor uitveegde. Hij nam een slokje, leunde naar achteren en keek me aan.
‘Ik kan zien dat dit pijnlijk voor je is.’
Maar Ray leek me niet te horen. Hij leek me zelfs niet eens meer te zien. Hij was heel ergens anders. ‘Ik wilde voortdurend bij hem zijn. Ik deed alles voor hem – gaf hem eten, verschoonde hem. Ik sliep zelfs bij hem. Als ik naar de sportschool ging, nam ik een fotootje mee zodat ik de hele tijd naar hem kon kijken. We waren makkers, hij was mijn beste vriend – m’n beste maatje. Hij was mijn leven. O, shit.’ Ray begon weer te snikken, deze keer zachtjes. ‘Met de meiden heb ik er een zootje van gemaakt. Nou ja, niet ik, maar die trut van een moeder van ze. Zij was slecht, echt slecht. Toen ze eenmaal d’r meiden had, wilde ze mij niet meer kennen. Ze begon me aan mijn kop te zeuren, dus was ik vaker de hort op dan thuis – ik moest wel, want anders had ik d’r verdomme in elkaar getimmerd. Dat wilde ze juist; ze wilde het slachtoffer zijn, zodat ze de meiden van me af kon pakken en me uit haar leven kon wissen. Ze noemde me waardeloos, een mislukkeling, nergens goed voor. Ze zei dat niemand iets aan me had. Dat zelfs mijn moeder dat gezegd en gedacht zou hebben als ze nog geleefd had. Ze zei dat ma zich voor me geschaamd zou hebben als ze er nog was.’ Ray was even stil en haalde toen luidruchtig zijn neus op voordat hij een tissue aanpakte uit de doos die ik hem voorhield. Hij snoot met veel kabaal zijn neus en keek in de tissue.
‘Jezus.’
‘Het is maar een bloedneus, Ray. Het is al gestopt. Het ziet er goed uit.’
Ray tilde zijn hoofd op en keek me aan alsof hij zich nu pas voor het eerst van mijn aanwezigheid bewust werd. Hij zag er haast verlamd uit, als een konijn gevangen in het licht van koplampen.
‘Het moet zwaar voor je geweest zijn om die woorden over je moeder te horen, Ray.’
‘Ja, zwaar.’ Ray glimlachte zwakjes. ‘Maar nog zwaarder voor de trut die ze uitsprak. Ik heb d’r het ziekenhuis in geslagen.’ Hij grinnikte even.
‘En jezelf de bak in?’
‘Ja. Dat was een van de kortere keren. Toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, maar de straf viel lager uit omdat ze het uitlokte en vanwege mijn steroïdengebruik.’
‘Aha. Hoe is het nu met haar?’
‘Hoe moet ik in godsnaam weten hoe het met haar is? Het schijnt dat ze weer zelf kan eten. Pech voor haar. Eigenlijk bewees ik haar een dienst: al die maanden op een vloeibaar dieet verlosten
haar van die dikke reet van d’r. Ze zal het er nu wel weer allemaal bij vreten.’ Nog een lachje.
‘En de meisjes?’
‘Nee. Niets. Noppes. Nada. Geprobeerd via familie in contact te komen. Die kleine wil me niet meer kennen, een kleine slet is het, net als haar moeder. Nu al twee kinderen…’ Ray schudde zijn hoofd en maakte tutgeluidjes. ‘Brit stuurt af en toe een berichtje, maar wil me niet zien. Kan ’t haar niet kwalijk nemen.’ Ray pakte het plastic bekertje op, dat intussen leeg was.
Ik duwde mijn nog onaangeraakte beker water naar hem toe.
Hij dronk met lange, langzame teugen. ‘Je hebt echt prachtige ogen.’
‘Vertel me eens over Brandon, Ray.’
Hij kromp ineen. ‘Oeoeoe, gemeen hoor, doc. Gemeen meissie met de prachtige ogen. Net een haai, is het niet, schat. Bloed ruiken, paar rondjes eromheen zwemmen en dan eropaf.’
‘Het spijt me, ik wilde alleen…’ Ik stopte toen Ray zijn hand opstak.
‘Ssssst, schatje. Ik maakte maar een grapje. Geen probleem, meissie. Jij doet gewoon je werk.’ Hij leunde achterover in zijn stoel, armen omhooggestoken en benen ver naar voren terwijl hij zich kreunend uitrekte. Hij liet al zijn knokkels knakken. Hij was enorm. ‘Brandon. Ja, m’n jongen. Mijn jochie, geboren uit het wreedste kutwijf ooit. We deden alles samen. Hij was perfect. Slim. Grappig. Hij was gek op me en ik…’
‘Waar is Brandon nu, Ray?’ Ik verwachtte het ergste.
‘Hij is overal. Dat is verdomme het probleem: hij is overal. Hij zit in elk liedje dat ze op de kloteradio draaien. Hij zit in de kloteknuffels die mijn oude baas altijd in zijn radiateur douwt.’
Ik keek verward.
‘Van de vuilniswagen.’ Ray nam nog een slok. ‘Hij staat op m’n arm. Hij zit in m’n hart.’ Ray stompte weer op zijn borst. Hard. ‘Hij zit in elke klotewandelwagen die ik zie, in elke luierreclame.’
Weer een stilte.
Ray leunde naar voren en liet zijn hoofd hangen.
Ik voelde mijn hart bonken en haalde diep adem. ‘Is Brandon dood, Ray?’
Verrast keek Ray op. ‘Wat zei je?’
‘O Ray… Het spijt me. Ik wilde niet…’
‘Is hij dood? Vroeg je of hij dood is?’ En net zo hard als hij zojuist nog had zitten snikken begon hij opeens te lachen, met zo’n heftigheid dat ik niet zeker wist of het alleen lachen was of een combinatie met het rauwste verdriet.
Omdat ik niets anders kon bedenken stak ik hem de doos tissues toe. Ray pakte er een en hield die met beide handen tegen zijn gezicht, zijn lichaam schokkend van de snikken.
De angst was terug. Ik was afgedreven naar het diepe en nu ik zelfs de bodem onder mijn voeten niet meer kon voelen, begon ik in paniek te raken. Een introductie in angstmanagement was één
ding, maar rouw? De eerste workshop over rouwverwerking was pas volgende week en ik had geen idee.
Een plotselinge beweging en de paniek schoot in mijn keel.
Ray pakte mijn handen beet. Zijn gezicht kwam vlak bij dat van mij. ‘O, jij godin met je prachtige ogen. Jij lieve engel. Jij.’ Ray staarde me recht in de ogen en bleef zo lang stil dat ik bang werd dat ik zou gaan overgeven. Hij was zo dichtbij dat ik zijn langzame, warme nicotineadem op mijn gezicht kon voelen. Ik had geen idee wat ik moest doen. Was dit een goed therapeutisch moment dat ik in de hand moest zien te houden, moest ik de sterke moederfiguur zijn die hem niet in de steek laat of ophitst? Of moest ik juist beter naar de in mijn hoofd rinkelende alarmbellen luisteren en deze sessie beëindigen?
Shit, ik wist niet eens hoe laat het was. Waren er al vijftig minuten voorbij? Er hing geen klok aan de muur en ik was veel te bang dat ik Ray zou beledigen als ik op mijn polshorloge zou kijken.
Hij liet mijn handen vallen, leunde naar achteren en keek toen, alsof hij mijn gedachten had gelezen, op zijn horloge. ‘Jezusmina, doc, jij bent goed. Laat me zo langer dan een halfuur doorratelen.
O ja, nou en of. Denk je dat we intussen bij jeweetwel zijn aanbeland, hoe heet het ook alweer? De wortel? Wat denk jij, schat?’
Ik probeerde onopvallend te slikken en deed zowel mentaal als fysiek mijn uiterste best om mijn stem vast te laten klinken. ‘Ray, mag ik beginnen met te zeggen dat ik je bewonder? Je bent een man met zoveel moed.’
‘Is dat zo?’ Ray grijnsde; ik betwijfelde of hij gewend was complimenten te krijgen.
‘Echte emotionele moed. We hebben elkaar nooit eerder gezien, het moet een hele schok voor je geweest zijn om naar deze afdeling te worden doorverwezen…’
‘Het gekkenhuis?’
‘En, Ray, je hebt de kracht gevonden om openlijk over je kinderen te praten, over de pijn die je voelt omdat je ze bent kwijtgeraakt – vooral je kleine jongen.’
‘Ik ben ze niet kwijtgeraakt, schat. Ze zijn van me afgenomen.’
‘Ja, ik begrijp dat je er zo over denkt, Ray. Dat begrijp ik volkomen. En ja, je eerste vrouw… partner… met wie je een sadomasochistische relatie lijkt te hebben gehad…’
‘Is dat zo?’
‘Daar lijkt het wel op, Ray. Ze wist het zo te draaien dat zij het slachtoffer werd en jij de aanvaller.’ Ik kwam weer helemaal op dreef.
‘Dus het was haar fout?’
‘Ik denk dat het gecompliceerder ligt dan het toeschrijven van fouten. Het gaat om het begrijpen van de dynamiek binnen een relatie.’
‘O, ik snap het.’ Ray snapte er duidelijk niets van.
‘Laat ik het anders zeggen. In relaties nemen we allemaal een rol aan. Vaak is zo’n rol een herhaling van delen van eerdere relaties met significante anderen…’ – jezus, mens, praat eens normaal – ‘…met de mensen om wie we het meest geven. En ik vraag me af, Ray, of de beide vrouwen met wie je kinderen hebt gekregen en voor wie je duidelijk heftige negatieve gevoelens koestert… Nou ja, ik vraag me af of deze vrouwen door jou zijn uitgekozen omdat het makkelijk was je niet aan ze te hechten en omdat ze je op een dag zouden verlaten – net zoals je moeder heeft gedaan.’
Ray keek me wezenloos aan.
‘Het is moeilijk om je aan iemand te hechten wanneer eerdere ervaringen je vertellen dat liefdevolle hechting in een intieme relatie tot pijn leidt.’ Ik pauzeerde even en voelde spijt dat ik Ray mijn beker water gegeven had. ‘Je kiest een vrouw van wie je weet dat jullie uiteindelijk nooit van elkaar zullen houden en vervolgens ontvouwt de relatie zich tot het bittere einde – dat vreselijk is, pijnlijk voor iedereen, maar in elk geval ook veilig. Bekend.’
‘Oké, doc. Dat deed ik. Natuurlijk deed ik dat.’
‘Ray, ik zeg niet dat je dat bewust liet gebeuren, ik zeg alleen…’
‘Nah. Ik zie het. Slim hoor.’
Weer een stilte en een kans om even omlaag te gluren. Nog tien minuten tot het einde van de sessie – tijd om af te ronden, Ray huiswerkopdrachten mee te geven zodat hij kon oefenen met het omgaan met zijn paniekaanvallen en een afspraak maken voor volgende week.
‘Zo, Ray. Ik denk dat we alles eens moeten samenvatten.’
‘Lijkt me prima, doc.’
‘Mooi. Dus… wat heeft deze sessie je opgeleverd?’
Ray lachte, luchthartiger deze keer.
Dat bemoedigde me.
‘Ik snap dat de paniek in m’n kop begint. Ik snap dat zelfs praten over die kloteaanvallen er eentje kan opwekken. Ik snap dat het klote was tussen mij en die kutwijven omdat ik me niet kon – wat was het ook alweer, doc? Hechten…?’
‘Dat klopt, Ray.’
‘En ik snap dat ik m’n kinderen mis, dat ik daardoor gestrest raak en dat ik daarvan in paniek raak.’
Ik wilde juichen. Ik wilde Ray omhelzen en op mijn allerhardst ‘Bravo!’ roepen. In minder dan drie kwartier had ik hem van iemand met nul komma nul inzicht veranderd in een man met verschillende hypotheses. In plaats van te juichen besloot ik echter om me te beheersen, zodat ik kon zeggen wat er gezegd moest worden.
‘Je hebt helemaal gelijk, Ray. Dit gaat over verlies. Zo jong al je moeder verliezen. En daarna het verlies van je meisjes moeten verwerken. Maar vooral geloof ik dat dit gaat over het verlies van je kleine jongen. De dood van Brandon achtervolgt je, Ray. Je zit vast in je verdriet en elke trigger die je aan hem doet denken – dingen die je ziet of waarover je ’s nachts droomt – veroorzaakt zo’n afschuwelijke aanval.’ Ik leunde naar achteren.
Ray leunde naar voren. ‘Schat, hij is niet dood… Ik heb nooit gezegd dat hij dood is, ik heb alleen geen contact meer met hem.’
Wat? ‘Hij is niet dood?’
‘Nee nee nee nee nee. Nee. Hij woont met zijn kutwijf van een moeder in Basingstoke, al sinds ik haar gezicht kapot heb geslagen.’
De volgende paar minuten verliepen in een waas. Ik probeerde de schok over het feit dat ik me door Ray op het verkeerde been had laten zetten de baas te worden, net als mijn ergernis om het maken van zo’n stomme fout.
Nooit zomaar iets aannemen, dat is de grootste misser die je kunt maken.
Ray daarentegen leek in een opperbeste stemming. Zonder problemen nam ik met hem het dagboek door waarvan ik wilde dat hij het de komende tijd bijhield en waarin hij al zijn paniekaanvallen
moest noteren, met daarbij hoe ze zijn gedachten, zijn gevoelens en ten slotte zijn gedrag beïnvloedden. Daarna leerde ik hem een paar technieken om zichzelf af te leiden als hij wist dat er een trigger aan zat te komen, om te voorkomen dat hij automatisch in angstige gedachten terechtkwam, met de daarbij behorende lichamelijke sensaties.
‘Mezelf laten stoppen met nadenken en doordraaien door in drieën vanaf honderd terug te tellen? Zo ver kan ik niet eens vooruit tellen,’ grapte Ray.
Ik glimlachte, met een snelle blik op mijn horloge – nog maar vijf minuten en dan, hoopte ik, zou George verschijnen met zijn sterke bak thee. ‘Oké.’ Ik reikte naar achteren om mijn agenda van mijn bureau te pakken. ‘Zullen we volgende week om dezelfde tijd afspreken?’
‘Wat jij wil, meissie met de mooie ogen. Maar, eh… mag ik je voor ik ga nog iets laten zien?’
‘Natuurlijk mag dat.’ Ik glimlachte, schreef Rays volgende afspraak in mijn agenda en keek toen op naar de foto van Brandon die hij uit zijn portemonnee had gehaald.
Alleen was het geen foto van Brandon. In plaats daarvan keek ik vlak langs het glanzende lemmet van een stiletto, waarvan de punt ongeveer een millimeter van het puntje van mijn neus verwijderd was.
‘O, schatje. Mijn doc met de mooie ogen.’ Terwijl het mes nog altijd vlak voor mijn neus zweefde, begon Ray met een vingertop de rand van mijn oogkassen te volgen.
Hij gaat me vermoorden.
Verder lezen? Je kunt het boek hier bestellen.