NIEUWS

Leesfragment Emma

Jane Austen zei ooit: ‘De persoon, zij het dame of heer, die geen plezier vindt in een goed boek, moet onuitstaanbaar stom zijn’. Daar zijn wij het natuurlijk volledig mee eens, zeker als het om een van haar eigen boeken gaat. Onlangs verschenen twee van haar bekendste werken, Emma en Verstand en gevoel in onze reeks Engelse klassiekers. Heb jij Emma nog nooit gelezen of wil je dit heerlijke boek weer eens herlezen? Wij brengen je alvast in de stemming met een leesfragment.

 

Emma Woodhouse, met haar schoonheid, goede verstand en rijkdom, met een gerieflijk huis en opgewekte natuur, leek enkele van de grootste zegeningen van ons bestaan in zich te verenigen; en haar bijna eenentwintigjarige leven had nog maar weinig verdriet of ergernis beleefd.
Zij was de jongste van de twee dochters van een zeer liefhebbende, toegeeflijke vader, en na haar zusters huwelijk had zij op heel jonge leeftijd de rol van de vrouw des huizes op zich genomen. Haar moeder was zo lang geleden gestorven dat ze zich haar liefdevolle zorg nog maar vaag herinnerde, en haar plaats was ingenomen door een gouvernante, een voortreffelijke vrouw die in toewijding weinig voor een moeder onderdeed.
Zestien jaar lang had juffrouw Taylor deel uitgemaakt van het gezin van de heer Woodhouse, minder als gouvernante dan als vriendin, erg gesteld op beide dochters, maar in het bijzonder op Emma. Zij stonden elkaar bijna even na als zusters. Zelfs toen juffrouw Taylor nog officieel in functie was als gouvernante, had haar zachtaardigheid haar ervan weerhouden werkelijk gezag uit te oefenen en sinds de laatste schaduw van dat gezag was verdwenen, hadden zij als vriendinnen samengeleefd, sterk aan elkaar gehecht, terwijl Emma precies deed waar ze zin in had. Ze hechtte veel waarde aan het oordeel van juffrouw Taylor, maar liet zich voornamelijk leiden door dat van haarzelf.
In de omstandigheden waarin Emma verkeerde, school dan ook het grote gevaar dat ze maar al te zeer de gelegenheid had haar zin door te drijven en daarbij geneigd was zichzelf te overschatten, en deze combinatie dreigde veel van haar genoegens te bederven. In dat gevaar had ze nu echter nog zo weinig inzicht, dat ze haar positie allerminst als ongunstig beschouwde.
Er kwam verdriet – mild verdriet – dat haar gemoedsrust echter niet verstoorde. Juffrouw Taylor ging trouwen. Door het vertrek van juffrouw Taylor leerde ze wat droefheid is. Op de trouwdag van deze geliefde vriendin was Emma voor het eerst geruime tijd ten prooi aan droevige gedachten. Toen de bruiloft voorbij was en de gasten waren vertrokken, gebruikten haar vader en zij gezamenlijk de maaltijd, zonder de aanwezigheid van een derde persoon om een lange avond op te vrolijken. Na het diner installeerde haar vader zich zoals gewoonlijk voor een dutje en kon zij zich overgeven aan gedachten over wat ze verloren had.
Het huwelijk beloofde haar vriendin zeer gelukkig te zullen maken. De heer Weston was een man met een onbesproken karakter, tamelijk welgesteld, van een geschikte leeftijd en met prettige manieren, en ze voelde een zekere voldoening bij de gedachte aan de zelfverloochening en gulle vriendschap waarmee ze deze verbintenis steeds gewenst en aangemoedigd had. Nu was ze echter zelf het slachtoffer van haar bemoeienissen. Ieder uur van iedere dag zou ze het gemis van juffrouw Taylor voelen. Ze riep in haar herinnering op hoe hartelijk zij altijd was geweest – hartelijk en toegewijd,
zestien jaar lang – hoe zij haar vanaf haar vijfde jaar had onderwezen en met haar had gespeeld – hoe zij zich er geheel voor had ingezet om haar aan zich te binden en haar te vermaken als ze gezond was – en hoe zij haar gedurende verschillende kinderziekten had verpleegd. Ze was heel veel dankbaarheid verschuldigd, maar met een nog warmer, tederder gevoel dacht ze terug aan de manier waarop ze de
afgelopen zeven jaar met elkaar hadden verkeerd, op voet van gelijkheid en zonder enige terughoudendheid, toen zij na Isabella’s huwelijk op elkaar waren aangewezen. Zij was een vriendin en metgezel uit duizenden geweest: intelligent, ontwikkeld, praktisch, zachtaardig, vertrouwd met alle familiegebruiken, zeer bij allen betrokken en in het bijzonder bij haarzelf, bij alles wat zij plezierig vond, bij al haar plannen – iemand tegen wie ze vrijuit kon spreken en die haar zo toegenegen was dat zij nooit iets op haar aan te merken had.
Hoe zou ze haar vertrek kunnen verdragen? Weliswaar zou haar vriendin zich op minder dan een kilometer afstand van hen vestigen, maar Emma besefte dat er een groot verschil was tussen een mevrouw Weston op minder dan een kilometer afstand en een juffrouw Taylor die hun huis deelde, en ondanks haar voordelige positie, zowel wat haar aard als wat haar huiselijke omstandigheden betrof, dreigde ze nu geestelijk te vereenzamen. Haar vader was haar zeer dierbaar, maar hij was voor haar geen echte metgezel. Op het gebied van conversatie, zowel in ernst als in scherts, was hij geen partij voor haar.
Het nadeel van hun feitelijke leeftijdsverschil (en meneer Woodhouse was laat getrouwd) werd nog vergroot door zijn constitutie en gewoonten; doordat hij zijn hele leven ziekelijk was geweest en zich altijd verre had gehouden van geestelijke of lichamelijke inspanning, was hij veel ouder in zijn manieren dan in jaren, en hoewel hij alom geliefd was om de goedheid van zijn hart en zijn gemoedelijke aard, had hij geen enkel talent dat hem tot aanbeveling kon strekken. Hoewel haar zuster, die zich na haar huwelijk in Londen had gevestigd, slechts vijfentwintig kilometer van hen verwijderd was, maakte dit een dagelijkse omgang onmogelijk, en men zou op Hartfield nog menige lange winteravond moeten doorworstelen tot Kerstmis, wanneer Isabella en haar echtgenoot en hun kleine kinderen hen zouden bezoeken en het huis zouden vullen en haar weer aangenaam gezelschap
zouden verschaffen.
In Highbury, dat naar omvang en aantal inwoners bijna een stad genoemd kon worden, en waartoe Hartfield ondanks zijn afgezonderdheid en aparte naam in feite behoorde, vond ze niemand die haars gelijke was. De familie Woodhouse was er de hoogste in stand. Allen keken naar hen op. Ze kende er wel veel mensen, want haar vader was tegen iedereen even hoffelijk, maar niemand onder hen kon
ook maar een halve dag de plaats van juffrouw Taylor innemen. Het was een droevig stemmende verandering; en Emma zuchtte erom en zou willen dat het anders was, tot haar vader wakker werd en ze zich weer opgewekt moest voordoen. Hij was iemand die geestelijke steun behoefde. Hij was nerveus, snel terneergeslagen, erg gesteld op iedereen die hem gewoonlijk omringde en die hij niet graag zag vertrekken; met een afkeer van veranderingen van welke aard dan ook. Een huwelijk, als bron van verandering, was hem altijd onaangenaam en hij had zich nog geenszins verzoend met het huwelijk van zijn eigen dochter en kon slechts met medelijden over haar spreken, hoewel het toch in alle opzichten een verbintenis uit liefde geweest was, en nu moest hij ook nog juffrouw Taylor zien vertrekken. En geleid door zijn milde egoïsme en door zijn onvermogen te begrijpen dat niet iedereen zo voelde als hij, was hij sterk geneigd te denken dat juffrouw Taylor er zelf evenzeer onder leed als hij en zijn dochter en veel gelukkiger geweest zou zijn indien ze de rest van haar leven op Hartfield gebleven was. Emma deed haar best opgewekt te lachen en te praten om zijn gedachten in andere banen te leiden, maar toen de thee werd gebracht, kon hij zich er niet van weerhouden om precies
hetzelfde op te merken als hij aan het diner gedaan had: ‘Die arme juffrouw Taylor! Was ze maar weer bij ons. Wat is het toch jammer dat ze meneer Weston ooit in gedachten kwam.’
‘Ik ben het niet met u eens, papa, dat weet u. Meneer Weston is zo’n opgewekt, prettig, voortreffelijk man dat hij in alle opzichten een goede vrouw waardig is, en u had toch niet gewild dat juffrouw Taylor haar leven lang bij ons gebleven was en al mijn lastige buien had moeten verdragen, wanneer ze een eigen huis had kunnen hebben?’
‘Een eigen huis! Wat is dan toch het voordeel van een eigen huis? Dit is drie keer zo groot, en jij hebt nooit lastige buien, liefje.’
‘Hoe vaak zullen wij hen niet bezoeken, en zij ons! We zullen elkaar telkens ontmoeten. Wij moeten beginnen, wij moeten hun zeer binnenkort een huwelijksbezoek brengen.’
‘Liefje, hoe zal ik daar helemaal heen gaan? Randalls is zo ver weg, zo ver kan ik beslist niet lopen.’
‘Nee papa, niemand spreekt over lopen. Wij zullen natuurlijk met het rijtuig gaan.’
‘Het rijtuig! Maar James spant de paarden niet graag in voor zo’n klein stukje en waar moeten de paarden blijven wanneer wij op bezoek zijn?’
‘Ze zullen in de stal van meneer Weston worden gezet, papa. U weet toch dat we dat allemaal al geregeld hebben. We hebben dat gisteravond met meneer Weston besproken. En wat James betreft, weest u er zeker van dat hij altijd graag naar Randalls zal gaan nu zijn dochter daar dienstmeisje is. Ik vraag me alleen af of hij ons ooit nog ergens anders naartoe zal willen brengen. Dat is uw werk geweest, papa. U hebt Hannah die goede betrekking bezorgd. Niemand dacht aan Hannah tot u haar naam noemde – James is u zo dankbaar!’
‘Ik ben erg blij dat ik op dat goede idee gekomen ben. Ik had niet graag gewild dat James zich op enigerlei wijze gekleineerd zou voelen, en ik weet zeker dat ze een bijzonder goede bediende zal zijn, zo’n beleefd, welbespraakt meisje; ik heb een heel goede indruk van haar. Telkens als ik haar zie, maakt ze heel aardig een reverence en vraagt hoe ik het maak, en toen ze hier was om naaiwerk te doen, viel het mij op dat ze de deur altijd op de juiste manier sloot, nooit sloeg ze hem dicht. Ze zal beslist een voortreffelijk bediende zijn; en wat een troost zal het zijn voor die arme juffrouw Taylor om iemand om zich heen te hebben die zij kent. Want zie je, telkens als James zijn dochter komt bezoeken, zal ze nieuws over ons horen. Hij zal haar kunnen meedelen hoe wij het maken.’
Emma deed haar uiterste best om hem in deze prettige gemoedstoestand te houden en hoopte haar vader met een spelletje backgammon draaglijk de avond door te krijgen, haar eigen gevoelens van spijt waren haar genoeg. De speeltafel werd neergezet, maar direct daarna trad een bezoeker binnen die spelen overbodig maakte.
De heer Knightley, een verstandig man van ongeveer zeven‑ of achtendertig jaar, was niet alleen een oude en intieme vriend van de familie, maar er tevens aan gelieerd als oudste broer van Isabella’s echtgenoot. Hij woonde op ongeveer anderhalve kilometer afstand van Highbury, bezocht hen veelvuldig en was altijd welkom, en nu meer dan gewoonlijk, omdat hij zojuist bij hun gemeenschappelijke verwanten in Londen vandaan kwam. Na een afwezigheid van enkele dagen was hij thuisgekomen voor een laat diner en was toen naar Hartfield gewandeld om het bericht te brengen dat allen op Brunswick Square het goed maakten. Zijn bezoek kwam zeer gelegen en voor een poosje leefde mijnheer Woodhouse geheel op. Meneer Knightley straalde een opgewektheid uit die hem altijd goed deed en de inlichtingen die hij kreeg over ‘die arme Isabella’ en haar kinderen deden hem veel  genoegen. Toen dit voorbij was, merkte meneer Woodhouse dankbaar op: ‘Het is bijzonder goed van u, meneer Knightley, om ons op dit late uur nog te komen bezoeken. Ik vrees dat u een vreselijke wandeling achter de rug hebt.’
‘Integendeel, meneer. Het is een prachtige heldere nacht; en zo zacht dat ik mij niet te dicht bij uw vuur kan ophouden.’
‘Maar het moet toch zeer vochtig en vuil geweest zijn. Ik hoop dat u geen verkoudheid opgelopen hebt.’
‘Vuil meneer! Kijkt u mijn schoenen eens. Geen spatje zit erop.’
‘Wel, dat is heel verbazend, want we hebben hier heel veel regen gehad. Toen wij aan het ontbijt zaten, heeft het een halfuur lang erg hard geregend. Ik heb zelfs voorgesteld om de bruiloft uit te stellen.’
‘Nu u erover spreekt, ik heb u nog geen geluk gewenst. Omdat ik besef dat het voor u beiden geen onverdeeld geluk zal zijn, heb ik nog even gewacht met mijn felicitaties, maar ik hoop dat alles naar wens is verlopen. Hoe heeft iedereen zich gehouden? Wie heeft de meeste tranen vergoten?’
‘Ach, die arme juffrouw Taylor! Een droevige geschiedenis.’
‘Spreekt u liever van die arme heer en juffrouw Woodhouse, maar ik kan onmogelijk “die arme juffrouw Taylor” zeggen. Ik heb heel veel achting voor u en Emma, maar dan moeten we het niet hebben over afhankelijkheid of onafhankelijkheid. In ieder geval moet het gemakkelijker zijn om maar met één persoon rekening te hoeven houden in plaats van met twee.’
‘Zeker wanneer een van die twee zo’n grillig, lastig schepsel is!’ zei Emma schertsend. ‘Dat is wat u wilde zeggen, ik weet het zeker – en wat u ook zeggen zou indien mijn vader niet aanwezig was.’
‘Daar zeg je beslist de waarheid, liefje,’ zei meneer Woodhouse zuchtend. ‘Ik vrees dat ik soms erg grillig en lastig ben.’
‘Mijn lieve papa! U denkt toch niet dat ik ú bedoelde, of dat meneer Knightley ú bedoelde. Wat een vreselijke gedachte! O nee, ik doelde op mijzelf. Meneer Knightley wijst mij graag op mijn fouten weet u, in scherts – altijd in scherts. Wij nemen tegen elkaar nooit een blad voor de mond.’
Meneer Knightley was inderdaad een van de weinigen die iets op Emma aan te merken hadden en de enige die dat ooit tegen haar zei en hoewel Emma dit niet bepaald prettig vond, wist ze dat haar vader het zich zo zou aantrekken dat ze wilde voorkomen dat hij ook maar zou vermoeden dat niet iedereen haar volmaakt vond.
‘Emma weet dat ik haar nooit vlei,’ zei meneer Knightley, ‘maar ik doelde op geen van u beiden. Het is juffrouw Taylor die altijd met twee personen rekening moest houden; nu nog maar met een. Het ligt voor de hand dat ze erop vooruit is gegaan.’
‘Wel,’ zei Emma die het onderwerp graag wilde laten rusten, ‘u wilde weten hoe de bruiloft is verlopen en dat zal ik u graag vertellen, want iedereen heeft zich van zijn beste kant laten zien. Iedereen was op tijd, iedereen zag er feestelijk uit: geen traan, nauwelijks een lang gezicht te zien. Integendeel, we wisten immers allemaal dat nog geen kilometer ons zou scheiden en dat we elkaar elke dag zouden ontmoeten.’
‘Die lieve Emma neemt alles zo goed op,’ zei haar vader. ‘Maar, meneer Knightley, het doet haar erg veel verdriet dat de arme juffrouw Taylor ons verlaten heeft en ik ben ervan overtuigd dat ze haar meer zal missen dan ze nu denkt.’
Emma wendde het hoofd af, niet wetend of ze zou lachen of huilen.
‘Hoe zou Emma zo’n vriendin ook niet missen,’ zei meneer Knightley. ‘Dan zou ze ons zo lief niet zijn, maar ze weet hoe gunstig dit huwelijk is voor juffrouw Taylor; ze weet hoeveel het moet betekenen om op juffrouw Taylors leeftijd een eigen huis te kunnen betrekken en hoe belangrijk om zich goed verzorgd te weten, en daarom laat ze haar verdriet niet de overhand krijgen over haar vreugde. Ieder
die het goed met juffrouw Taylor meent, moet blij zijn dat ze zo gelukkig getrouwd is.’
‘En u vergeet nog iets anders wat mij reden tot vreugde geeft,’ zei Emma, ‘en niet het minst belangrijke – dat ik de verbintenis zelf tot stand heb gebracht. Ik heb hen vier jaar geleden bij elkaar gebracht, weet u, en het feit dat dit nu bekrachtigd is en ik in het gelijk gesteld ben terwijl zovelen zeiden dat meneer Weston nooit zou hertrouwen, dat maakt alles goed.’
Meneer Knightley keek haar hoofdschuddend aan. Haar vader antwoordde met warmte: ‘Ach liefje, ik  zou graag zien dat je je onthield van koppelen en het voorspellen van de toekomst, want alles wat jij zegt, komt altijd uit. Alsjeblieft geen gekoppel meer.’
‘Ik beloof u dat ik het voor mijzelf niet doen zal, papa, maar voor andere mensen zeker wel. Niets geeft mij meer genoegen! En na zoveel succes, weet u. Iedereen beweerde dat meneer Weston nooit zou hertrouwen. Och heden, neen. Meneer Weston die al zo lang weduwnaar was en die het zo goed zonder vrouw leek te kunnen stellen, zo druk altijd, hetzij in de stad met zaken, hetzij hier met zijn vrienden,
altijd welkom waar hij ook kwam, altijd opgewekt – meneer Weston hoefde geen avond alleen door te brengen als hij dat niet wilde. O neen! Meneer Weston zou zeker nooit hertrouwen. Sommigen beweerden zelfs dat hij zijn vrouw op haar sterfbed een belofte had gedaan, en anderen dat zijn zoon en zijn oom het hem beletten. Allerlei baarlijke onzin werderover gezegd, maar ik geloofde er niets van. Mijn besluit op dit punt stond al vast sinds de dag (ongeveer vier jaar geleden) waarop juffrouw Taylor en ik hem ontmoetten in Broadway Lane, toen het een beetje begon te regenen en hij zich zo hoffelijk haastte om bij Farmer Mitchell twee paraplu’s voor ons te lenen. Vanaf dat moment had ik mijn zinnen
op deze verbintenis gezet en nu ik in dit geval zoveel succes heb gehad, lieve papa, kunt u toch niet verwachten dat ik het koppelen zal opgeven.’
‘Ik begrijp niet wat u bedoelt met “succes”, zei meneer Knightley. ‘Succes veronderstelt inspanning. Als u zich de afgelopen vier jaar hebt ingespannen om deze verbintenis tot stand te brengen, hebt u uw tijd naar behoren en met tact gebruikt. Een waardig tijdverdrijf voor een jongedame. Maar ik denk eerder dat uw gekoppel, zoals u het noemt, slechts inhoudt dat u op de gedachte kwam, dat u zomaar op een dag tegen uzelf zei: “Wat zou het fijn zijn voor juffrouw Taylor als meneer Weston met haar trouwde”,  en dat af en toe tegen uzelf herhaalde – en waarom spreekt u dan van succes? Wat is uw verdienste?  Waar bent u trots op? U hebt goed gegokt en meer valt er niet over te zeggen.’
‘En hebt u nooit de vreugde en de voldoening gesmaakt goed te hebben gegokt? Ik beklaag u. Ik had u wijzer geacht, want gelooft u me, een goede gok is nooit alleen een kwestie van geluk. Men moet er een gave voor hebben. En wat betreft mijn arme woordje “succes” waar u zoveel bezwaar tegen hebt, ik meen dat ik daar toch wel enige aanspraak op mag maken. U hebt twee mogelijkheden geschetst, maar ik denk dat er nog een derde is – iets tussen het alles-doen en het niets-doen in. Als ik meneer Weston hier niet had uitgenodigd en op allerlei manieren had aangemoedigd en kleine bezwaren uit de weg geruimd had, zou het mogelijk nooit tot iets hebben geleid. Ik meen dat u Hartfield voldoende kent om dat te begrijpen.’
‘Een eerlijk, openhartig man als Weston en een verstandige, ongekunstelde vrouw als juffrouw Taylor kunnen heel goed hun eigen zaken behartigen. Door u erin te mengen hebt u waarschijnlijk uzelf meer benadeeld dan hen bevoordeeld.’
‘Emma cijfert zichzelf altijd helemaal weg wanneer zij iets voor anderen doen kan,’ viel meneer Woodhouse in die het gesprek niet geheel gevolgd had. ‘Maar liefje, alsjeblieft geen gekoppel meer, het is dwaasheid en leidt maar tot akelige onrust in de familie.’
‘Nog maar één keer, papa, alleen voor meneer Elton. Die arme meneer Elton! U bent toch op meneer Elton gesteld, papa; ik moet een vrouw voor hem zien te vinden. Niemand in Highbury is hem waardig – en hij is hier nu al een jaar en heeft zijn huis zo gerieflijk gemaakt dat het jammer zou zijn als hij nog langer alleen bleef, en ik vond dat hij tijdens de huwelijksplechtigheid vandaag zo’n verlangen uitstraalde om dat alles zelf ook eens te mogen meemaken! Ik acht meneer Elton zeer hoog en dit is de enige manier waarop ik hem een dienst kan bewijzen.’
‘Meneer Elton is zeker een erg knappe jongeman met een goed karakter en ik heb veel achting voor hem. Maar als je hem een dienst wilt bewijzen, liefje, vraag hem dan eens met ons te komen dineren. Dat is veel beter. Waarschijnlijk zal meneer Knightley zo vriendelijk willen zijn om dan eveneens onze gast te zijn.’
‘Met heel veel genoegen, wanneer u maar wilt,’ zei meneer Knightley lachend, ‘en ik ben het geheel en al met u eens dat dat veel beter is. Inviteer hem, Emma, en geef hem het beste van de vis en de kip, maar laat hem zelf een vrouw kiezen. Je kunt erop vertrouwen dat een man van zes‑ of zevenentwintig
jaar voor zichzelf kan zorgen.’