NIEUWS

5x moeilijke taalkwesties nu eindelijk goed uitgelegd

Veel mensen werken thuis en de scholen zijn dicht. Voor veel ouders betekent dit dat ze hun kinderen nu zelf les moeten geven. Het boek Een boek vol taalfouten van Friederike de Raat helpt je graag een handje door je te leren waar de valkuilen in het Nederlands zitten en hoe je die kunt omzeilen. Handig voor je kind, maar ook voor jezelf! Wij lichten alvast 5 taalkwesties voor je uit.

 

Gebladblaasd of bladgeblazen?

Over onmogelijke voltooide deelwoorden

Er zijn nogal wat werkwoorden waarvan je eigenlijk niet goed weet wat het voltooid deelwoord zou moeten zijn. En als je het voltooid deelwoord hebt uitgedokterd, schiet je er spontaan van in de lach, zo raar klinkt het. Denk aan:
Mountainbiken – gemountainbiket? Mountaingebiket?
Bladblazen – bladblies, blies blad? Bladgeblazen? Gebladblaasd?
Bergbeklimmen – beklom berg, bergbeklommen?
Van Dale geeft geen uitsluitsel over de juiste vorm van het voltooid deelwoord in bovenstaande gevallen.
Bergbeklimmen is louter een zelfstandig naamwoord, volgens Van Dale. Mountainbiken is wel een werkwoord, maar eentje zonder verleden tijd en zonder voltooid deelwoord. En bladblazen is helemaal geen woord, volgens het woordenboek. Daarvan bestaat alleen het zelfstandig naamwoord ‘bladblazer’.
Toch zijn er werkwoorden die net zo samengesteld zijn en die zich wél een erkend voltooid deelwoord
hebben weten te verwerven. Denk aan ‘stofzuigen’. Volgens Van Dale is het: stofzuigen, stofzuigde, heeft
gestofzuigd. Dan zou het ook moeten zijn: bladblazen, bladblaasde, gebladblaasd. Het klinkt heel raar, dat geef ik toe, maar het blijft fascinerend om te ontdekken dat de ene handeling (stofzuigen) wel een werkwoord met vervoeging is geworden en het andere (bladblazen; toch weinig anders dan buiten stofzuigen, maar dan in omgekeerde richting) niet.

De regels
De enige regel waar je je aan vast kunt houden, is dat samengestelde werkwoorden in vervoegde vorm niet kunnen worden gescheiden. Het is dus zeker niet: ik heb mountain gebiket, hij kwispelde staart, ik bestoof kruis. Er is nog een regel die vaak geldt: het voltooid deelwoord van een samengesteld werkwoord wordt gevormd door er ge- voor te zetten: geschaterlacht, geroerbakt, gestofzuigd. Daar staat tegenover dat de vorm ‘roergebakken’ ook voorkomt en dat ‘kruisbestoven’ zich daar niet aan houdt.

 

Rutte’s beleid of Ruttes beleid?

Over de zogeheten bezitsapostrof

Jansen’s bedrijf, Jansens bedrijf, Jansens’ bedrijf, je komt de zogeheten genitiefapostrof in vele varianten tegen. Toch is er altijd maar één goed. Debet aan die verscheidenheid is het Engels, dat op dit punt andere (en ingewikkelder) regels heeft dan het Nederlands.

De regels
1. In het Nederlands wordt de tweedenaamvals-s na een stomme e of een medeklinker aan de naam/het woord vast geschreven: Mugabes beleid, Ruttes regering, moeders stijl, Jansens bedrijf (vooropgesteld dat de eigenaar Jansen heet en niet Jansens).
2. Als de naam eindigt op een a, i, o, u of y (Gaddafi’s vlucht, Tessa’s verjaardag, baby’s fles, etc.), dan schrijven we een apostrof tussen het einde van het woord en de s.

 

Playboys in cafés

Over moeilijke meervouden

De meeste meervoudsvormen leveren geen enkel probleem op. Je plakt er -en of -s achter en je bent klaar: boom-bomen, vrouw-vrouwen, knuffel-knuffels, kok-koks. De regels hoeven we niet eens te leren, we doen het vrijwel altijd automatisch goed. En dat woorden die eindigen op -um (museum, datum) in het meervoud vaak een -a aan het einde krijgen, gaat ook meestal goed. Zelfs bij moeilijke verkleinwoorden is het meervoud niet heel moeilijk: baguettetjes, giraffetjes. Lastiger zijn woorden die eindigen op -y of op -é. Is het nu baby’s of babies, hobby’s of hobbies en schrijven we
saté’s of satés, café’s of cafés? De regels zijn gelukkig vrij simpel.

De regels
• Woorden die eindigen op een medeklinker + y krijgen in het meervoud een apostrof + s. Voorbeelden: baby-baby’s, hobby-hobby’s, buddybuddy’s,
lolly-lolly’s.
• Woorden die eindigen op een klinker + y krijgen in het meervoud een -s: playboy-playboys, haarsprayhaarsprays, X-ray-X-rays.
• Woorden die eindigen op een a, i, o, u krijgen in het meervoud een apostrof + s: komma-komma’s, kiwikiwi’s, foto-foto’s, accu-accu’s.
• Woorden die eindigen op een é krijgen in het meervoud alleen een -s: café-cafés, saté-satés, employé-employés.
• Woorden die aan het einde diverse klinkers hebben, krijgen in het meervoud alleen een -s: cadeau-cadeaus, portemonnee-portemonnees, logee-logees (logé-logés).
• Woorden die eindigen op -ie krijgen een s (of een n) in het meervoud: accommodatie-accommodaties, taxatie-taxaties, kolonie-kolonies/koloniën.

 

Hullie of zullie?

Over hen en hun

Is het nu: Ik heb hun gebeld of ik heb hen gebeld? Nog maar weinigen die het weten. Om maar te zwijgen van mensen die zeggen: Hun hebben gebeld. Maar zelfs Van Dale vermeldt ‘hun hebben’, al is het dan met de vermelding dat het om volkstaal gaat. Een gruwel voor taalfanaten! Toch
zullen ook zij eraan moeten wennen dat het verschil tussen ‘hen’ en ‘hun’ vermoedelijk geen lang leven meer beschoren is: in de spreektaal is het verschil nagenoeg verdwenen. En in de geschreven taal wemelt het ook van de hen/hun-fouten:
• Dat heeft hen 3.000 euro gekost.
• Wat kunnen we van hun verwachten?
• Ik heb hen een mail gestuurd.

De regels
Voor wie ‘hen’ en ‘hun’ toch graag goed wil gebruiken, staan hier de regels nog eens op een rijtje:
1. Je gebruikt ‘hen’ als het gaat om een lijdend voorwerp: We hebben hen teruggeroepen/hen ontslagen/hen bedankt.
2. Je gebruikt ‘hun’ als het gaat om een meewerkend voorwerp: We hebben hun een bonus gegeven/ Hun wacht de doodstraf/ Wat hangt hun boven het hoofd?
3. Als het om een meewerkend voorwerp gaat en er staat een voorzetsel voor, dan wordt het ‘hen’: We hebben aan hen een bonus gegeven (of: We hebben hun een bonus gegeven)/ Voor hen duurt dit te lang (of: Hun duurt dit te lang).
4. Probleempje voor veel mensen: hoe zat het ook alweer met dat lijdend en meewerkend voorwerp? Voor hen (en dus niet: hun) wordt het hier nog even uitgelegd. Je vindt het lijdend voorwerp in een zin door te vragen: Wie/wat + gezegde + onderwerp?

 

Groter als mij of kleiner dan ik?

Over als en dan

Er bestaan taalkundigen die het goedkeuren, het verdedigen of althans gedogen: groter als. Ik zeg het maar eerlijk: ik kan het niet aanhoren, het klinkt mij nog altijd dom in de oren. Toch hoor ik steeds meer hoogopgeleiden deze fout maken. Blijkbaar is hier een taalverschuiving gaande,
zoals dat heet. Maar dan wel eentje die me niet langzaam genoeg kan gaan. Al moeten we niet vergeten datin de zestiende en zeventiende eeuw ‘groter als’ gebruikelijker was dan ‘groter dan’. Omdat op een gegeven moment een norm moest worden gesteld, heeft men gekozen voor ‘groter dan’. Het is niet ondenkbaar dat ergens in de eenentwintigste eeuw de norm weer zal zijn: groter als.

De regels
1. Na een zogenoemde vergrotende trap gebruik je ‘dan’: mooier dan, groter dan, minder dan.
De economie van Nederland is kleiner dan die van Duitsland.
Hij is ouder dan zijn vrouw.
2. Ook na ‘anders’, ‘ander’, ‘andere’ gebruik je ‘dan’.
Anders dan mijn vriendin heb ik grote interesse voor moderne kunst. 
Ik ben in andere dingen geïnteresseerd dan mijn vriendin.
Hij is een ander mens dan drie jaar geleden.
3. Je gebruikt ‘als’ in vergelijkingen met ‘zo’ en ‘even’.
Hij is even oud als ik.
Zij is net zo oud als ik.

Meer lezen? Je kunt het boek hier bestellen.